maandag 9 november 2015

Geen feest voor Renate Rubinstein

Historicus Hans Goedkoop heeft een boekje gepubliceerd met de titel Iedereen was er. Feest voor Renate Rubinstein. Het boekje is volgens Goedkoop ‘een vrije oefening, geschreven naast het werk in wording van Renate Rubinsteins biografie’. De tekst is gebaseerd op een teruggevonden geluidsopname van Renate Rubinsteins verjaardagsfeest in 1979. De lezer kan de opname beluisteren op een compact disc die bij de uitgave is gevoegd.

In de eerste paragraaf van het boekje worden de aanwezigen op het feest vermeld. Voor wie zich interesseert voor de zaak Friedrich Weinreb, is het een interessante lijst. Een van de aanwezigen was Huib Drion en die stond in het Weinreb-debat tegenover Renate Rubinstein. Dat geldt ook voor Rudy Kousbroek, die vanwege zijn verhuizing naar Parijs niet aanwezig was, maar wel was uitgenodigd. Ook hij werd eerder door Rubinstein aangevallen omdat hij zijn aanvankelijke sympathie voor Weinreb inruilde voor kritiek. De lezer zou graag willen weten hoe dit de persoonlijke verhoudingen tussen Rubinstein en haar vrienden heeft gekleurd, maar helaas licht Hans Goedkoop dit niet toe.

Goedkoop besteedt slechts enkele bladzijden aan de zaak Weinreb. Volgens hem is het ‘onmiskenbaar waar’ dat het Weinreb-rapport van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in toon en strekking ‘meer aanklager dan rechter’ is. Waar hij deze uitspraak op baseert, maakt hij niet duidelijk. Wie het rapport leest, zal vaststellen dat het eerder concluderend is dan suggererend. 

Goedkoop doet het voorkomen alsof Nuis en Rubinstein na de verschijning van het rapport alleen stonden in hun steun voor Weinreb. Personen die Weinreb aanvankelijk hadden verdedigd, begonnen hem na de publicatie van het rapport te veroordelen. Dit is een eenzijdige en onvolledige voorstelling van zaken, want de reacties onder de Weinreb-aanhangers waren juist zeer gemengd. Er werd gezwegen en er werd toegegeven, zij het soms jaren later. Iemand als Joop Goudsblom blijft echter tot op de dag van vandaag het Weinreb-rapport in twijfel trekken en Philo Bregstein en Dick Houwaart nemen wat Weinreb betreft nog steeds een halfslachtige positie in. Ik heb daar al over bericht in mijn studie Onder een massa schijn bedolven. Daarin komen bovendien ook de Weinreb-verdedigers aan de orde die pas na de publicatie van het rapport zijn opgestaan. Het verdedigen van Weinreb is na 1976 beslist geen taboe geworden, zoals Goedkoop lijkt te veronderstellen.

Weinig zicht heeft Goedkoop op het effect van de Weinreb-affaire op de reputatie van Nuis en Rubinstein. Hij blijkt de invloed van de jarenlange polemiek die ‘de beul’ Willem Frederik Hermans tegen Nuis en Rubinstein voerde sterk te overschatten. In zijn in 2004 verschenen autobiografie Op zoek naar Nederland laat Nuis zich nogal laconiek uit over de schade die hij door de Weinreb-affaire heeft opgelopen. Gezien zijn loopbaan een terechte constatering: Nuis bracht het uiteindelijk tot staatssecretaris. Ook de reputatie van Renate Rubinstein heeft na de publicatie van het Weinreb-rapport weinig schade geleden: haar lezerskring bleef groeien, ze ontving prijzen en werd door de Rijksvoorlichtingsdienst gevraagd om een boek te schrijven over kroonprins Willem-Alexander. 

Goedkoop filosofeert liever een paar bladzijden bij elkaar over de plaats van hoop en waarheid in het denken van Renate Rubinstein, dan dat hij stilstaat bij de veronderstelling dat Nuis en Rubinstein het niet konden opbrengen om publiekelijk toe te geven dat ze fout zaten inzake Weinreb. Toch is het zeker in het geval van Rubinstein een serieus te nemen mogelijkheid. In de kleine biografie van Rubinstein die Paul Damen in 1993 publiceerde komt Rubinstein naar voren als een extreem eigenwijze vrouw die eens gemaakte vergissingen niet kon toegeven, ook niet tegenover mensen in haar persoonlijke omgeving. Als Rubinstein al geen verontschuldigingen kon maken aan mensen die ze regelmatig in levende lijve zag, hoe groot moet dan het effect zijn geweest van de terechtwijzingen die W.F. Hermans in weekbladen op haar afvuurde? 

Het wordt uit Goedkoops behandeling van de affaire trouwens niet eens duidelijk waarom W.F. Hermans zo’n vurig tegenstander van Renate Rubinstein was. Goedkoop vermeldt ook niet waarom Weinrebs boek Collaboratie en verzet veel weerstand opriep. Voor Hermans was de kern van de zaak dat het mede door Rubinstein en Nuis gepubliceerde boek volstond met beschuldigingen en belededingen aan het adres van volstrekt onschuldige mensen (zowel Joden als niet-Joden) en dat ook na de verschijning van het rapport verontschuldigingen aan de gedupeerden uitbleven. De lezer zal het in Iedereen was er niet kunnen vinden.  

Pijnlijk wordt het wanneer Goedkoop over Weinreb schrijft: ‘Toen hij zijn lijsten eind ’41 begon dacht menigeen dat Hitler zijn hand overspeeld had en de oorlog snel voorbij zou zijn. Elke dag uitstel van deportatie was er een, voor een vervolgde was elke strohalm winst.’ Toen Weinreb eind 1941 met zijn lijst begon, waren er nog geen deportaties geweest. Dit feit is altijd een van de cruciale zaken geweest in de Weinreb-affaire omdat Weinreb in zijn memoires beweerde dat hij pas in 1942, toen Joden de eerste oproepen voor werkkampen ontvingen, met zijn lijst was begonnen. De auteurs van het Weinreb-rapport deinsden er dan ook niet voor terug om te beweren dat Weinreb zijn eerste lijst niet was begonnen om Joden te redden, maar om zijn behoeften aan macht, geld en seksuele lust te bevredigen. Dat we hier bij Hans Goedkoop bijna niets over lezen, is opmerkelijk . Dat hij als historicus echter niet weet wanneer de deportaties van Joden uit bezet Nederland zijn begonnen, is ronduit schokkend.

Ook op de bijgevoegde cd maakt Hans Goedkoop, die als sinds 1993 (!) aan zijn biografie van Renate Rubinstein werkt, een onbegrijpelijke fout. In de inleiding bij de toespraak van Norbert Elias beweert hij dat Rubinstein Joods was. Dat was zij niet, want zij had alleen een Joodse vader. Het is tekenend voor de kwaliteit van Iedereen was er. Alleen al de luttele pagina’s die Goedkoop aan de zaak Weinreb besteedt, bevatten omissies, ongefundeerde beweringen en een pijnlijke fout. Het boekje is geen feest voor Renate Rubinstein en het doet het ergste vermoeden voor haar toekomstige biografie.

Hans Goedkoop
Iedereen was er. Feest voor Renate Rubinstein

95 pagina's
Atlas Contact 2015

maandag 2 november 2015

Wat is waarheid?

Afgelopen donderdag promoveerde Maarten Asscher tot doctor in de Geesteswetenschappen aan de Universiteit Leiden. Zijn dissertatie Het uur der waarheid. Over de gevangenschap als literaire ervaring is verschenen bij uitgeverij Atlas Contact. In zijn studie wil Asscher proberen na te gaan wat de literatuur ons leert als het gaat om de gevangeniservaring. Daartoe behandelt hij literaire werken van schrijvers die zelf in de gevangenis hebben gezeten en hij vergelijkt die met teksten van schrijvers die de gevangeniservaring als stof voor hun verbeelding hebben gekozen. Asscher hecht groot belang aan waarheidsvinding: het woord waarheid komt dan ook voor in alle hoofdstuktitels van Het uur der waarheid. Hij besteedt veel aandacht aan de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van de teksten die hij behandelt en hij verwijst naar een grote hoeveelheid secundaire literatuur om te achterhalen in hoeverre de beschreven gevangeniservaringen overtuigen. 

Een schrijver die Asscher niet noemt in zijn studie is Friedrich Weinreb. Dat is wellicht het geval omdat Asscher zich concentreert op de periode tussen het einde van de achttiende eeuw en 1945. Weinreb publiceert pas tegen het eind van de jaren zestig zijn herinneringen aan zijn perioden van gevangenschap, die echter wel vallen in de jaren veertig. Weinreb heeft in vier hoedanigheden een tijd in de gevangenis doorgebracht: als arrestant en als celspion tijdens de Duitse bezetting en na de bevrijding in voorarrest en als veroordeelde. In 1969 publiceert hij bij uitgeverij Meulenhoff zijn herinneringen aan de bezetting onder de titel Collaboratie en verzet. Weinreb presenteert zich in zijn boek als een verzetsman die vele Joden tijdens de bezetting weet te redden. Hoewel het boek aanvankelijk lovend wordt ontvangen, is er ook kritiek, vooral van personen die zich aangetast voelen door wat Weinreb over hen schrijft. In de pers ontwikkelt zich een jarenlange strijd tussen voor- en tegenstanders van Weinreb. Uiteindelijk publiceert het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in 1976 een rapport waaruit blijkt dat Weinreb zich tijdens de bezetting nog ernstiger heeft misdragen dan de Nederlandse justitie na de oorlog heeft kunnen vaststellen en dat Collaboratie en verzet voor het grootste deel uit leugens, fantasieën en verdachtmakingen bestaat.

Het lezen van Collaboratie en verzet en het Weinreb-rapport is een fascinerende ervaring. 'Wie na de memoires van Weinreb het Weinreb-rapport ter hand neemt, stapt binnen in een andere wereld met dezelfde personages,' heeft Weinreb-verdediger Aad Nuis geschreven. Om de waarachtigheid van Weinrebs boek te toetsen, vergelijken de auteurs van het rapport Collaboratie en verzet met Weinrebs verklaringen uit de tijd van zijn gevangenschap. Daarnaast worden Weinrebs uitspraken vergeleken met documenten uit de bezettingsjaren en wordt er veel geciteerd uit vraaggesprekken die de auteurs van het rapport met betrokkenen hebben gevoerd. De lezer krijgt daardoor de gelegenheid om Weinrebs handel en wandel van dag tot dag te volgen en is getuige van een geslaagde poging tot waarheidsvinding. Willem Otterspeer stelt in zijn eerder dit jaar verschenen biografie van Weinreb-bestrijder W.F. Hermans dan ook dat het Weinreb-rapport aantoont dat de werkelijkheid, anders dan Hermans oorspronkelijk meent, kenbaar is. Collaboratie en verzet zou zeker geschikt zijn geweest om als onderwerp te dienen voor de vragen die Maarten Asscher in zijn dissertatie stelt, maar zoals al eerder is opgemerkt: het boek komt in Het uur der waarheid niet voor.

Friedrich Weinreb is voor Maarten Asscher overigens alles behalve een onbekende. Ik heb daar al op gewezen in de laatste paragraaf van mijn studie Onder een massa schijn bedolven. In 1989, dertien jaar na de publicatie van het voor Weinreb vernietigende rapport van het Rijksinstituut, brengt uitgeverij Meulenhoff Weinrebs boek De gevangenis uit. Het boek kan worden gezien als het vervolg op Collaboratie en verzet. Weinreb beschrijft erin wat hem tijdens zijn naoorlogse detentie is overkomen. Ook geeft hij zijn mening over het Weinreb-rapport, waarbij hij niet ingaat op de inhoud van het onderzoek, maar wel de auteurs ervan in een kwaad daglicht probeert te stellen. Ook herhaalt hij verschillende onterechte beschuldigingen die hij eerder in Collaboratie en verzet heeft gedaan. In de flaptekst suggereert Weinrebs uitgever dat Weinreb het slachtoffer is geworden van een hetze. 

De uitgave van De gevangenis wordt in de pers uiteraard kritisch begroet, maar Maarten Asscher, die dan werkzaam is bij Meulenhoff (tevens uitgever van Weinreb-verdedigers als Aad Nuis en Renate Rubinstein), verdedigt de uitgave omdat hij het een interessant geschrift vindt waarvan de publieke beschikbaarheid gerechtvaardigd of zelfs geboden is. Hij vindt het blijkbaar niet nodig om aan Weinrebs uitlatingen enig commentaar toe te voegen. Ook vindt hij het geoorloofd om dertien jaar na de publicatie van het Weinreb-rapport een boek uit te geven waarin dat rapport zonder gedegen argumentatie wordt bekritiseerd. Blijkbaar heeft Asscher er geen enkele moeite mee om de waarheid geweld aan te doen wanneer zakelijke en collegiale belangen moeten worden gediend. Maar ach, wat is waarheid in kringen van Weinreb-propagandisten?

Maarten Asscher
Het uur der waarheid. Over de gevangenschap als literaire ervaring
384 pagina’s
Atlas Contact 2015