zaterdag 25 augustus 2018

Het zieligste boek van het jaar














Het is inmiddels 42 jaar geleden dat het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie een rapport publiceerde waarin werd aangetoond dat
Friedrich Weinreb in de Tweede Wereldoorlog zwaar met de Duitse bezetter had gecollaboreerd. Weinrebs bewonderaars hebben dit nooit geaccepteerd en de afgelopen 42 jaar hebben zij heel wat pogingen ondernomen om de conclusies van het Weinreb-rapport te weerleggen. Tot enig succes hebben die pogingen echter nooit geleid. Toch is er nu iemand opgestaan die het opnieuw probeert. In het maar liefst 692 pagina’s tellende boek Achterhaalde waarheden probeert Jan Werkman aan te tonen dat het Weinreb-rapport berust op geschiedvervalsing. Werkman begint zijn boek met een opmerkelijke mededeling:
Het positieve beeld dat ik van Weinreb had gekregen, kwam bij het lezen van het Weinreb-rapport geen moment in het geding.
Zelfs een groot verdediger van Weinreb als Aad Nuis heeft gezegd dat Weinrebs memoires Collaboratie en verzet niet voetstoots kunnen worden geloofd. Het is dan ook moeilijk vol te houden dat er van het 1683 pagina’s tellende rapport helemaal niets zou deugen. Wat ik van het lezen van de pogingen die de afgelopen 42 jaar zijn ondernomen om de conclusies van het rapport te weerleggen heb geleerd, is dat de wijze waarop de auteur de Weinreb-zaak voor het publiek samenvat als een lakmoesproef kan dienen voor de betrouwbaarheid van het betoog. 

De samenvatting die Jan Werkman van de gebeurtenissen geeft is verre van volledig en uiterst subjectief: Weinrebs onbetrouwbare memoires worden zonder enige toelichting als bron aangehaald. We lezen niets over de medische keuringen die deelnemers aan Weinrebs fictieve emigratielijst moesten ondergaan (en ook niet dat Weinreb een deel van deze keuringen zelf uitvoerde). Werkman beweert dat de Sicherheitsdienst in 1943 (de tijd dat Weinrebs tweede emigratielijst werd opgesteld) niet meer geloofde in de Duitse eindoverwinning en dat de SD’ers alleen nog maar oog hadden voor hun persoonlijke belangen en daarvoor diamanten van ondergedoken Joden wilden opsporen. Dat de auteurs van het Weinreb-rapport dit afdoen als een fantasie vermeldt Werkman niet. 

Het verzinsel dat door Weinrebs handelen een deportatietrein leeg uit Westerbork moest vertrekken wordt door Werkman als een historisch feit opgedist. Ook beweert hij dat zorg voor de mensen die op zijn lijst stonden Weinreb ervan weerhield om meteen met zijn gezin onder te duiken toen hij uit Westerbork werd vrijgelaten. In het rapport wordt overtuigend aangetoond dat aan Weinrebs bezorgdheid ernstig mag worden getwijfeld. Werkman vermeldt dat de man door wie Weinreb na de bevrijding gearresteerd werd na enkele weken (in werkelijkheid waren het maanden) zelf vast kwam te zitten in de Scheveningse strafgevangenis. Hij vertelt er niet bij dat de man na korte tijd weer werd vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs en dat de zaak werd geseponeerd. Werkman probeert de man doelbewust bij de lezer in diskrediet te brengen.

Werkman licht zijn lezers ook verkeerd in als hij vermeldt waarom Weinreb in 1971 de Prozaprijs van de stad Amsterdam niet kreeg toegekend. Hij doet het voorkomen alsof Weinreb de prijs misliep vanwege een veroordeling uit de jaren zestig. Werkman acht deze veroordeling uiteraard onterecht. Wie echter leest wat het College van B en W destijds heeft verklaard, zal zien dat Weinreb wel degelijk vanwege zijn rol tijdens de bezetting de prijs niet kreeg toegekend.

Bij zijn aanval op de hoofdconclusies van het Weinreb-rapport richt Werkman zich vooral op het ontstaan van Weinrebs eerste emigratielijst. Weinrebs spionage en verraad behandelt hij niet omdat volgens hem Aad Nuis in diens brochure Het monster in de huiskamer overtuigend heeft aangetoond dat daar geen sprake van is geweest. Dat de onderzoekers in hun Aanvulling op het Weinreb-rapport van de conclusies van Nuis niets hebben heel gelaten, vermeldt hij niet. Werkman lijkt niet te beseffen dat hij zijn positie hiermee ongeloofwaardig maakt.

In Collaboratie en verzet beweert Weinreb dat hij zijn eerste emigratielijst is begonnen in maart 1942 toen Joden in Den Haag oproepen begonnen te ontvangen voor speciale werkkampen. Volgens de auteurs van het Weinreb-rapport kan dit niet het geval zijn geweest, omdat niemand in Den Haag in die tijd zo’n oproep heeft ontvangen. Werkman probeert dit te bestrijden, maar gaat daarbij niet in op wat de auteurs nog meer te melden hebben. In het Weinreb-rapport worden ruim zeven pagina’s besteed aan verklaringen van getuigen. Verschillende lijstdeelnemers vertellen dat ze eerder in 1942 en soms zelfs al in 1941 door Weinreb werden ingeschreven. Een verband tussen een oproep voor een speciaal werkkamp en de inschrijving op de lijst wordt niet door alle getuigen onderschreven: dikwijls noemen ze alleen de door Weinreb aangeboden mogelijkheid tot emigratie. De lezer zal dit in het boek van Werkman niet terug kunnen vinden. Hij lijkt slechts te suggereren dat de verklaringen door de onderzoekers zijn beïnvloed. Ondertussen probeert hij Weinrebs onbetrouwbare memoires voor geloofwaardig te laten doorgaan, maar overtuigt daarbij geen moment omdat hij belangrijke gegevens negeert. Voor een boek van 692 pagina’s is dat een onoverkomelijke tekortkoming.

De zaak Weinreb neemt overigens maar 112 pagina’s van Achterhaalde waarheden in beslag. De rest van het boek bestaat uit een reeks grote en kleine verdachtmakingen aan het adres van onderzoeker A.J. van der Leeuw en diens familie. Het is duidelijk dat Werkman overweldigd is door de omvang en de kwaliteit van het Weinreb-rapport en daarom maar heeft besloten om de persoonlijke aanval op een van de twee auteurs in te zetten:
Mijn belangstelling naar (sic!) de oorlog van Weinreb verschoof hierdoor langzamerhand naar de oorlog van A.J. van der Leeuw.
Waarom de andere auteur van het Weinreb-rapport, D. Giltay Veth, buiten schot blijft vertelt Werkman niet. Hier viel kennelijk nog minder te verdraaien. Verder is het ironisch dat Werkman de namen van verzetslieden als Huib Drion en Rudolph Cleveringa noemt als hij voorbeelden wil geven van mensen die zich beter hebben gedragen dan A.J. van der Leeuw: zowel Drion als Cleveringa hebben zich reeds vóór het verschijnen van het Weinreb-rapport in afwijzende zin uitgelaten over Weinrebs memoires.

Wat Werkman over A.J. van der Leeuw naar voren brengt is niet meer dan het afgekloven verhaal uit 1999 toen Van der Leeuw ervan beschuldigd werd dat hij tijdens de bezetting zou zijn doorgeslagen en verantwoordelijk zijn voor de dood van twee leden van een gezin waarbij hij ondergedoken zat. Werkman had zelf een aandeel in deze beschuldiging. De zaak werd echter kort na de oorlog al uitgezocht en er werd toen geen aanleiding voor de beschuldiging gevonden. De affaire liep in 1999 dan ook met een sisser af omdat hard bewijsmateriaal ontbrak. Wat het allemaal te maken heeft met de inhoud van het Weinreb-rapport is in 2018 nog net zo onduidelijk als in 1999. 

Maar niet alleen A.J. van der Leeuw moet het in Achterhaalde waarheden ontgelden, ook diens vader en broer ontsnappen niet aan Werkmans toorn. Om een indruk te geven van Werkmans suggestieve manier van redeneren (hij levert nergens bewijzen) zal ik twee voorbeelden behandelen. In de zeventig (!) pagina’s over vader Van der Leeuw besteedt Werkman onder andere aandacht aan dominee en VPRO-voorzitter Everhard Spelberg die bij Van der Leeuw promoveerde. In de Universiteitsbibliotheek Groningen heeft Werkman een exemplaar gevonden van Spelbergs proefschrift met daarop het jaar van uitgave: 1944. De datum van de promotie is echter niet ingevuld en ook de naam van de rector magnificus op wiens gezag de promotie plaatsvindt ontbreekt. Dit is voor Werkman reden om maar meteen te suggereren dat Spelberg en zijn promotor Van der Leeuw loyaal aan de Duitse bezetter zijn geweest en dat Spelberg in 1944 is gepromoveerd. Dat er 1944 op het proefschrift staat omdat men verwachtte dat de bezetting spoedig zou eindigen is een gedachte die niet eens bij Werkman opkomt. Wie echter kijkt op Delpher, zal zien dat Everhard Spelberg gewoon op 4 juli 1945 is gepromoveerd op gezag van rector magnificus Van Der Pot die in 1940 benoemd was maar wiens benoeming vrijwel onmiddellijk door de Duitsers werd teruggedraaid omdat Van der Pot niet betrouwbaar werd geacht. Dat Werkman probeert te suggereren dat Spelberg loyaal is geweest aan de Duitsers wordt nog kwalijker omdat bekend is dat Spelberg Joodse onderduikers in huis had. Dat feit zal de lezer in Werkmans echter boek niet kunnen vinden.

Groninger Dagblad, 3 juli 1945

Het Parool, 7 juli 1945

Nog bonter maakt Werkman het wanneer hij is aanbeland bij J.R. van der Leeuw, de broer van A.J. van der Leeuw. Deze werd in 1944 door de Sicherheitspolizei gearresteerd en zat een tijd gevangen in de Scheveningse strafgevangenis. Hij heeft hierover na de oorlog een verklaring afgelegd. Wat ontdekt Jan Werkman: J.R. van der Leeuw verzuimt een aantal personen te noemen die bij hem in de cel hebben gezeten. Voor Werkman is dat voldoende om maar meteen de vraag op te werpen of J.R. van der Leeuw een informant van de Sicherheitsdienst is geweest. Als dit het geval was, zouden er na de oorlog zeker klachten over Van der Leeuw zijn binnengekomen, maar nergens in zijn bijna zevenhonderd pagina’s tellende boek weet Werkman ook maar één klacht te noemen. Heel anders is het gesteld met Werkmans idool Friedrich Weinreb over wie het na de oorlog klachten regende en van wie vast is komen te staan dat hij door de Duitsers is ingezet als celspion. Werkman levert dus niet meer dan een kwaadaardige suggestie en hij toont zich hiermee een navolger van Weinreb die in zijn memoires er niet voor terugschrok om onschuldige mensen te belasteren. In tegenstelling tot Werkman had Weinreb in ieder geval nog het fatsoen om de familie van zijn slachtoffers buiten beschouwing te laten. 

42 jaar heeft Jan Werkman gewerkt aan Achterhaalde waarheden en hij is niet verder gekomen dan het presenteren van een reeks vergissingen, omissies en verdachtmakingen. Ik weet niet of er in Nederland een prijs bestaat voor het zieligste boek van het jaar, maar mocht die prijs bestaan dan verdient Jan Werkman hem zonder enige twijfel.

Jan Werkman
Achterhaalde waarheden
Oorlogsdocumentatie en geschiedvervalsing in Nederland
692 bladzijden 
Uitgeverij Elikser 2018

donderdag 24 mei 2018

Zonder dat iemand onraad rook

Het mag achteraf opmerkelijk genoemd worden dat Oorlogsouders van Isabel van Boetzelaer aanvankelijk lovend werd ontvangen en drie drukken beleefde zonder dat iemand onraad rook. Hoewel ik niets wist van het familieverleden van Isabel van Boetzelaer, merkte ik tijdens het lezen al gauw dat er iets helemaal mis was met het boek. Ze gaat bijvoorbeeld veel te ver mee in het verhaal van haar vader Willem van Boetzelaer die in de oorlog voor de Sicherheitspolizei werkte en na de oorlog beweerde dat hij zich niet met politieke activiteiten had willen bezighouden. Alsof iemand die ervoor kiest om voor de Duitse politieke recherche te werken niets met politiek te maken zou wil hebben. 

Willem van Boetzelaer werkte nauw samen met Johannes Krom, iemand die ik al kende uit de Weinreb-affaire. Krom was een overtuigd nationaal-socialist die ook voor de Duitse spionage werkte. Het is ondenkbaar dat iemand als hij had willen werken met iemand die niet volledig overtuigd was van zijn taak. Het breed uitgesponnen betoog waarin Isabel van Boetzelaer zich afvraagt wat haar vader bewogen kan hebben maakt weinig indruk als we gewoon naar de feiten kijken: Willem van Boetzelaer vocht in de Waffen-SS aan het oostfront en was daarna tot het einde van de oorlog actief voor de Sicherheitspolizei. Als hij al twijfels had, kunnen ze niet groot geweest zijn.

Dit is een fragment van een bespreking die verscheen op mijn weblog Een lezer schrijft.