John Jansen van Galen gaat in het tiende hoofdstuk van De
gouden jaren van het linkse levensgevoel in op de affaire rond Friedrich
Weinreb, de econoom die in de jaren zestig en zeventig in progressieve kringen
aanhang verwerft omdat hij tijdens de Duitse bezetting op eigen houtje veel
Joden het leven zou hebben gered. VN-columniste Renate Rubinstein is een groot
pleitbezorgster van Weinreb en gebruikt haar podium in VN om mensen die
kritisch zijn over Weinreb te bestrijden. Er volgt een jarenlange polemiek in
dag- en weekbladen en na een uitvoerig onderzoek door het Riod wordt in 1976
vastgesteld dat Weinreb geen verzetsheld is, maar intensief met de Duitsers
heeft samengewerkt. Verontschuldigingen heeft Vrij Nederland nooit gemaakt.
Jansen van Galen vat de zaak kort voor zijn lezers samen. Henriette Boas wordt instemmend geciteerd, maar er wordt nergens vermeld dat
zij een belangrijke rol speelt in de polemiek. Onjuist is de mededeling dat
journalist Hans Knoop het lang voor Weinreb heeft opgenomen: Knoop publiceerde al
in het voorjaar van 1968 een kritisch artikel over Weinreb in De Telegraaf en
was dus alles behalve een aanhanger.
Jansen van Galen concentreert zich vooral op de polemiek die
in de jaren zestig en zeventig gevoerd is. Hij blikt met redacteur Igor Cornelissen
terug op de affaire en die is niet trots op zijn aandeel daarin: ‘Het is een
smet op mijn blazoen.’ Net als in zijn boek Raamgracht 4 vertelt Cornelissen
dat hij na het verschijnen van het Riod-onderzoek een artikel in Vrij Nederland
publiceert over een verraadzaak in de Haagse Reinkenstraat en dat moet worden
vastgesteld dat Weinreb dat verraad niet gepleegd kan hebben. ‘De onderzoekers
gaven Weinreb weinig tot geen kans. Kritische zin maakte plaats voor
vijandschap,’ zegt hij tegen Jansen van Galen. Dat de onderzoekers naar
aanleiding van zijn artikel de zaak nog een keer bekijken en van zijn
conclusies niets heel laten, vertelt Cornelissen (net als in Raamgracht 4)
niet.
Verdienstelijk aan Jansen van Galens boek is dat duidelijk wordt gemaakt dat de meningen over Weinreb bij Vrij Nederland verdeeld zijn geweest. Omdat Weinreb-verdedigster Renate Rubinstein alle ruimte heeft en niet wordt tegengesproken, krijgt de buitenwereld het idee dat VN een Weinreb-bode is. Binnenskamers krijgt hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse echter kritiek. Redacteur Gerard Mulder herinnert zich: ‘Op een redactievergadering is eindredacteur Frans Peeters fel van leer getrokken tegen die houding. Er kwam geen enkele reactie, maar toen we na afloop met z’n allen naar cafĂ© De Engelbewaarder gingen en Ferdinandusse zich bij ons voegde, maakte hij theatraal de bovenste knoopjes van zijn overhemd los en zei: ‘Nou, schiet maar’.’
Verdienstelijk aan Jansen van Galens boek is dat duidelijk wordt gemaakt dat de meningen over Weinreb bij Vrij Nederland verdeeld zijn geweest. Omdat Weinreb-verdedigster Renate Rubinstein alle ruimte heeft en niet wordt tegengesproken, krijgt de buitenwereld het idee dat VN een Weinreb-bode is. Binnenskamers krijgt hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse echter kritiek. Redacteur Gerard Mulder herinnert zich: ‘Op een redactievergadering is eindredacteur Frans Peeters fel van leer getrokken tegen die houding. Er kwam geen enkele reactie, maar toen we na afloop met z’n allen naar cafĂ© De Engelbewaarder gingen en Ferdinandusse zich bij ons voegde, maakte hij theatraal de bovenste knoopjes van zijn overhemd los en zei: ‘Nou, schiet maar’.’
Dit is een fragment van een bespreking die verscheen op mijn weblog Een lezer schrijft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten