Afgelopen vrijdag is de tiplijst van de AKO Literatuurprijs bekend gemaakt. Van Maarten Asscher is de bundel Appels en peren. Lof van de vergelijking geselecteerd.
In mijn studie Onder een massa schijn bedolven schrijf ik over dit boek.
Appels en peren bevat ondermeer een beschouwing over de beroemde
Leidse hoogleraar Rudolph Pabus Cleveringa. Uiteraard staat Maarten Asscher stil bij de bekende protestrede van Cleveringa
tegen het ontslag van Joodse hoogleraren in november 1940. Hij besteedt ook
aandacht aan het naoorlogs protest van Cleveringa tegen de herbenoeming bij de
Hoge Raad van een raadsheer die tijdens de bezetting is benoemd en met de bezetter
heeft gecollaboreerd. In zijn beschouwing prijst Asscher Cleveringa’s scherpe
oordeelsvermogen en zuivere rechtsgevoel. Wat Asscher in zijn beschouwing niet vermeldt, is dat Cleveringa na de
bezetting nog eens in het openbaar heeft geprotesteerd.
Wanneer Friedrich Weinreb in 1969 zijn memoires Collaboratie en verzet publiceert, zijn er nogal
wat personen die zich niet kunnen herkennen in de wijze waarop zij in het boek
worden beschreven. Een van die personen is Jentinus ter Heide. Hij is tijdens
de bezetting als bibliothecaris werkzaam in de Scheveningse gevangenis en
ontdekt daar dat Weinreb voor de Sicherheitsdienst werkt. Hij legt hier na de bezetting een verklaring
over af. In Collaboratie en verzet wordt Ter Heide door Weinreb afgeschilderd
als een agressieve antisemiet die voor de Duitsers werkt. Dit wekt grote verontwaardiging bij veel
verzetsmensen die tijdens de bezetting in Scheveningen gevangen hebben gezeten
en veel aan Ter Heide te danken hebben. In persoonlijke brieven en ook in de
pers protesteren zij tegen Weinrebs beweringen. Een van hen is Ruldolph Pabus
Cleveringa. Terecht wordt in het Weinreb-onderzoek uit 1976 van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) dan ook gesteld dat de door Weinreb ten nadele van Ter Heide gedane kwalijke mededelingen
lasterlijke verzinsels zijn.
In 1988,
twaalf jaar na de publicatie van het onderzoek, publiceert Weinreb in Duitsland
het boek Die Haft. Geburt in eine neue Welt. Erinnerungen 1945 bis 1948. Een
jaar later verschijnt bij Weinrebs Nederlandse uitgever Meulenhoff een
vertaling onder de titel De gevangenis. Herinneringen. 1945-1948. Het boek kan
worden opgevat als het vervolg op Collaboratie en verzet. Weinreb beschrijft
wat hem tijdens zijn naoorlogse detentie overkomt. Ook geeft hij zijn visie op
het onderzoek van het RIOD, waarbij hij niet ingaat op de inhoud,
maar wel de auteurs ervan in een kwaad daglicht probeert te stellen. Ook herhaalt Weinreb verschillende
beschuldigingen die hij eerder in Collaboratie en verzet heeft geuit. Jentinus
ter Heide wordt bijvoorbeeld opnieuw afgeschilderd als een antisemitische
meeloper van de Duitsers. Hoewel
Cleveringa niet persoonlijk wordt genoemd, zal het duidelijk zijn dat hij door
Weinreb tot de ‘bekende Nederlanders’ wordt gerekend die het voor Ter Heide
hebben opgenomen. Op het omslag suggereert Weinrebs uitgever dat Weinreb het
slachtoffer is geworden van een hetze. Die uitgever is niemand minder dan
Maarten Asscher.
De
uitgave van De gevangenis wordt door Asscher verdedigd omdat hij Weinrebs boek
een interessant geschrift vindt waarvan de publieke beschikbaarheid
gerechtvaardigd of zelfs geboden is. Hij
vindt het blijkbaar niet nodig om aan Weinrebs lasterlijke tekst een kritisch
commentaar toe te voegen. Ook heeft hij er geen enkele moeite mee om dertien
jaar na de publicatie van het Weinreb-onderzoek een boek uit te geven waarin dat onderzoek zonder behoorlijke argumentatie wordt aangevallen. Op het omslag van De
gevangenis wordt Collaboratie en verzet bovendien een ‘uiterst beklemmend boek’ over de bezettingstijd genoemd. Het is
uitgerekend dit leugenachtige geschrift waar Cleveringa zo tegen geprotesteerd
heeft. Op de lezer die op de hoogte is van de feiten maakt Asschers latere
beschouwing over Cleveringa dan ook een onvolledige en zelfs onwaarachtige
indruk.
Het lijkt me wenselijk dat de jury van de AKO Literatuurprijs het
bovenstaande in overweging neemt bij het samenstellen van de toplijst die
op 26 september bekend gemaakt zal worden. Het zou jammer zijn wanneer opnieuw
een Weinreb-verdediger een literaire onderscheiding zou ontvangen. Dat is in
het verleden helaas al veel te vaak gebeurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten